In bestemmingsplannen staan naast gebruiksvoorschriften (waar mag worden gewoond, een bedrijf worden gevestigd e.d.) ook bouwvoorschriften. Onderdeel van die bouwvoorschriften zijn hoogtebepalingen voor de goot- en nokhoogte. Aan de hand van al deze voorschriften kan bijvoorbeeld worden vastgesteld dat op locatie X een huis met een goothoogte van 6 meter en een nokhoogte van 9,5 meter mag worden gebouwd.
De vraag is nu: hoe meet je dat? Waar begint “0 centimeter” en waar eindigt dus “9 meter”? Om dat te bepalen, wordt in de regel gekeken naar het peil. Afhankelijk van de situatie is het peil in de regel de hoogte van de aangrenzende weg of de (gemiddelde) hoogte van het terrein ter plaatse. Ook dan kan er echter discussie ontstaan. Zo ook in de gemeente Emmen, in een zaak waarin de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 augustus jl. uitspraak in hoger beroep deed.[1]
De appellant in deze zaak had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vergroten van een aanbouw aan een woonhuis. Deze aanbouw was volgens het College van B&W echter hoger dan drie meter, hetgeen de grens was die in het bestemmingsplan was opgenomen. Om die reden weigerde het College de vergunning. Appellant bestreed deze weigering en wees daarbij op het peil. Het College zou volgens appellant een te laag peil hanteren.
In het bestemmingsplan werd voor de bepaling van het peil verwezen naar de Bouwverordening van de gemeente Emmen. In de Bouwverordening was opgenomen dat onder het peil bij bouwwerken die niet direct aan de weg grenzen (zoals in dit geval), moet worden verstaan de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van het bouwwerk. Ter plaatse zat echter een trapje met een bordes. De vraag is dus of het peil moet worden bepaald aan de hand van het bordes (dat feitelijk ter plaatse van de hoofdtoegang is) of aan de hand van de grond (zijnde het onbebouwde deel van het terrein).
De Afdeling Bestuursrechtspraak geeft het College gelijk en stelt daarbij dat het bij de bepaling van het peil gaat om het grondvlak voor de hoofdtoegang en niet om onderdelen van een woning, zoals het bordes en het trapje onmiskenbaar zijn. Dat betekent dat dus vanaf de grond moet worden gemeten en die meting leverde de onbestreden conclusie op dat de aanbouw te hoog was. De vergunning is dus terecht geweigerd: de appellant zal een nieuwe aanvraag moeten indienen voor een lagere aanbouw.
Peildiscussies zijn, zoals u ziet, niet altijd even eenvoudig. De bepaling van het peil is niettemin belangrijk: vanaf het peil begin je met meten. Hebt u vragen over dit onderwerp? Neem gerust contact met ons op via 023-7440288 of per e-mail: info@gjlegal.nl.
[1] ABRvS 8 augustus 2018, zaaknr. 201704189.
‹ Vorig bericht Volgend bericht ›GJ Legal Advocaten is gespecialiseerd in bouwrecht, huurrecht, bestuurs- en omgevingsrecht. Ook waar het gaat om contracten bent u bij ons aan het juiste adres.[...] Lees verder
GJ Legal Advocaten
Tauro kantoorgebouw
Herenweg 115
2105 MG Heemstede
T +31 23- 7 44 02 88
F +31 84 - 883 99 11
E info@gjlegal.nl
Copyright © GJ Legal Advocaten - Algemene voorwaarden / General conditions - Privacybeleid en databeveiliging - Kantoorklachtenregeling - Disclaimer -